Imagini ale paginilor
PDF
ePub
[ocr errors]

eenigen tijd daarna zegt, dat genoemde garde bestond uit 31 man. Hierover stelde hij tot commandeur aan JAN PIETERSSE PRINS, burger der stad Dordrecht, dezelfde, die nu tot vice-commandeur benoemd werd, en onder dezen twee kwartiermeesters. Deze garde was geheel uit zeelieden zamengesteld, en schijnt geene bijzondere kleeding te hebben gehad. Verbaal cit.

4

staan, over welke manschappen, bedragende een getal van 94 matrozen, hij een' burger van Dordrecht, JORIS ROELANTS genaamd, tot commandeur of bevelhebber, en een' ander burger uit diezelfde stad, JAN PIETERSE PRINS geheeten, tot vice-commandeur aangesteld had. 2 Boven deze 3 garde maritime was hem, vermoedelijk door de Staten der provincie Holland nog eene lijfwacht toegevoegd van twaalf soldaten en een' serjant, welke als hellebardiers toegerust, en in roode rokken met gele voering, verbeeldende, zoo het schijnt, de liverei van Holland 5 uitgedoscht waren. Te midden van deze laatste hield zich de gevolmagtigde gedurende het gevecht voor de stuurmanshut op, dan eens staande, ten einde alles wel gade te kunnen slaan, dan eens, wanneer hij vermoeid werd, zich op eenen met het wapen van den Staat versierden stoel nederzettende, en bleef onwankelbaar te dier plaatse den ganschen dag door, ofschoon de kogels elk oogen

1 Res. van H. H. Mog., van den 20 en 25 April 1672. Het verdient aangeteekend te worden, omdat het den geest des tijds doet kennen, dat de Admiraliteit van Zeeland op den 3 Februarij van dit jaar aan den Luitenant-Admiraal BANCKERS toestond 50 man, waaronder een schipper (Luitenant), stuurman, secretaris en chirurgijn, aan te nemen, "om Zijn Ed. als een lijfwacht te volgen." Men wilde niet minder dan Holland zijn.

2 Journaal van C. DE WITT.

3 VAN WYN heeft in het Bijvoegsel op WAGENAER, D. XIV, bl. 19 te regt vermoed, dat de aan DE WITT toegevoegde lijfwacht onderscheiden was van de garde maritime. Zij komen onder die verschillende benamingen duidelijk in het Journaal van C. DE WITT voor. Bovendien bestond de eerste uit soldaten, de laatste uit matrozen.

4 Ik zeg vermoedelijk door de Staten van Holland, doch deswege is mij uit de staatsstukken niets met zekerheid gebleken.

5 Ik zeg, zoo het schijnt, de liverei van Holland. BRANDT, Leven van DE RUYTER, bl. 669, verzekert dit stellig, en in zijne navolging anderen; doch ook dienaangaande blijkt niets stelligs uit de staatsstukken. Opmerkelijk intusschen is het, dat een ooggetuige, de bekende geschiedschijver WICQUEFORT, zegt, dat deze gardes waren vétus des couleurs de l'État. Waarom zegt hij niet, de la province d'Hollande, bijaldien zij het liverei van Holland hadden gedragen? Rood en geel waren zoowel de kleuren der Staten-Generaal als van Holland. Overigens wekte deze lijfwacht bij velen een hevig misnoegen tegen de DE WITTEN. Men beschouwde die wacht als eene aanmatiging, welke aan geen' ingezetenen van een Gemeenebest paste, en die alleen toekwam aan een vorst, zoo als de Prins van Oranje. Zie VAN WYN, Bijv. cit., D. XIV, bl. 19; in brochures van dien tijd vaart men daar ook zeer tegen uit. Voorzigtig was deze ijdele vertooning zeker niet, welke nieuw voedsel aan den haat tegen de gebroeders DE WITT gaf.

blik voorbij zijn hoofd snorden, en drie zijner lijfwachten doodelijk gekwetst werden. 1

Het verlies van beide kanten, in dezen zeeslag geleden, was aanmerkelijk, doch dat des vijands overtrof nogtans in vele opzigten dat der Nederlanders. Gelijk wij gezegd hebben, misten de onzen slechts twee schepen, maar onderscheidene andere waren zwaar beschadigd. De Groot-Hollandia, de bodem van den dapperen VAN BRAKEL, was deerlijk geteisterd, moest naar de Wielingen gesleept worden en bereikte ter naauwernood de stad Veere. De Ridderschap en de Oranje, van de schouten-bij-nacht JAN VAN NES en MATHYSSEN, de Jaarsveld en het fregat de Haas waren ook zeer gehavend; eenige anderen waren, even gelijk deze, verpligt binnen te loopen, omdat de schade op zee niet kon worden hersteld. Elf branders waren eene prooi der vlammen geworden of gezonken. Het Vaderland betreurde een' dapperen held in WILLEM JOSEPH Baron VAN GHENT, voortgesproten uit een zeer oud adellijk Geldersch geslacht, maar nog voortreffelijker door zijne uitstekende hoedanigheden en bedrijven. Niet voor de zee opgeleid, had hij nogtans, zoo lang hij in zeedienst was, steeds uitgemunt, en in de hooge betrekking van Luitenant-Admiraal van Holland meermalen aan den Staat gewigtige diensten bewezen. De togt op de rivier van Rochester, waar hij het opperbevel voerde, strekt daarvoor ten bewijze. Getuige hiervan ook de vernieling van het Algerijnsche smaldeel op de kust van Afrika; getuige de kloekheid, waarmede hij in dezen zeeslag den vijand aantastte. Eene regtmatige hulde werd aan zijne nagedachtenis en verdiensten door de Admiraliteit van Amsterdam bewezen, toen deze weinige dagen 2 na den strijd besloot, ter zijner eere een praalgraf te doen oprigten, waarmede de Domkerk te Utrecht nog in onze

Ilk volg hier c. DE WITT zelven in den brief aan zijnen broeder, en niet BRANDT, die zegt, dat er drie sneuvelden, twee of drie doodelijk gekwetst en een de beenen afgeschoten werd.

: Op den 15 Junij 1672. Not. der genoemde Admiraliteit.

1

dagen prijkt. Behalve deze Luitenant-Admiraal was er niet een eenig scheepsbevelhebber gesneuveld; alleen JOOST MICHIELS CUYCQ, kapitein van het fregat de Windhond, overleed daarna aan zijne wonden. 2 Doch verscheidene waren zwaarder of ligter gekwetst, zoo als de Luitenant-Admiraal BANCKERS, die ligt aan het been gewond was, ENGEL DE RUYTER, de dappere zoon van den opperbevelhebber, DAVIDT SWEERS, GEROLF ISSELMUYDEN, dezelfde, die zich bij het aantasten der Smyrnasche vloot zoo kloekmoedig had gekweten, en meer andere. Het getal der dooden en gewonden van het scheepsvolk was vrij aanzienlijk, doch geenszins naar mate van de hevigheid en langdurigheid van den strijd. De Luitenant-Admiraal DE RUYTER, op wiens schip alleen ruim 20,000 pond buskruid en scherp naar evenredigheid verbruikt werd, 3 telde niet meer dan 28 dooden en 36 zwaar gekwetsten; de Luitenant-Admiraal VAN NES 19 dooden en 20 zwaar gewonden; de Schout-bij-nacht DEN HAEN 34 dooden en 36 gekwetsten, en al de overige meestal minder. Een schip was echter deerlijk geteisterd, namelijk dat van JAN VAN BRAKEL, op hetwelk door de honderd vuurmonden van MONTAGU geene geringe verwoesting was aangerigt. Hij zelf was ligt gekwetst, zijne twee luitenants gedood, en van de 300 man, waaruit zijne equipage bestond, waren niet minder dan 150 man gesneuveld of zwaar gewond en 50 andere ligt gekwetst. 4

1 Zie de afbeelding van dit praalgraf in BIZOT, Medalische Historie, en de beschrijving daarvan in het Leven van C. TROMP en KOK, Vaderlandsch Woordenboek. Een brief door VAN GHENT op den dag vóór het gevecht geschreven, waarschijnlijk zijn laatste, komt voor in het Journaal van C. DE WITT. Gelijk men ziet, doe ik ten volle hulde aan de verdiensten van VAN GHENT, maar om hem met BILDERDYK, Geschied. des Vaderl., D. IX bl. 215, de ziel der geheele vloot te noemen, is te sterk en eenzijdig.

2 Sommige buitenlandsche geschiedschrijvers en ook enkele van de onze, zeggen, dat de Vice-Admiraal CORNELIS EVERTSEN in dit gevecht gesneuveld is; doch dit is eene dwaling.

3 Dit zegt C. DE WITT in een' zijner brieven aan H. H. Mogenden. Er was na het gevecht nog eene gelijke hoeveelheid kruid en scherp over.

• Generale lijst van de dooden en de gequetsten in de jonghste bataille, voorkomende in het Journaal of Dagregister van C. DE WITT, en brief van den schipper CAREL JANS, van de Groot-Hollandia, aan dien gevolmagtigde.

ge

Het smaldeel der Franschen, dat meestal wijkende gestreden had, verloor een' brander, en ettelijke Fransche schepen waren zeer beschadigd, waarvan een in bijkans zinkenden staat naauwelijks de rivier van Londen bereikte. Eenige officieren, waaronder de Schout-bij-nacht DE LA RABESINIÈRES, die kort daarna aan zijne wonde overleed, werden gekwetst, en het verlies aan volk was vrij aanzienlijk. Veel grooter was het verlies der Britten. Met de vernieling van den Royal James miste Engeland een van zijne schoonste en sterkste schepen. Nog twee andere werden in den grond geboord, en onderscheidene van het zwaarste charter hadden zoo veel leden, dat zij terstond na het gevecht noodwendig naar den Teems moesten gezonden worden. Behalve den Graaf VAN SANDWICH, een der dapperste en bekwaamste zeevoogden van het rijk, sneuvelden ettelijke moedige kapiteinen, wier getal door sommigen op niet minder dan op 16 of 18 begroot wordt; hetgeen evenwel overdreven schijnt. 1 Negentien andere scheepsbevelhebbers, officieren van minderen rang of vrijwilligers van het hoogste aanzien, werden zwaar gekwetst, en het getal der dooden en gewonden van het scheepsvolk wordt op ruim 2500 man geschat; zijnde bovendien een vrij aanmerkelijk getal uit den Royal James en andere schepen waaronder de kapitein van de Royal Catherine, door de onzen gevangen genomen.

,

In het algemeen mag men het er dus voor houden, dat het voordeel in dezen bloedigen en hardnekkigen zeeslag aan de zijde der Nederlanders geweest is. De onpartijdige Britsche geschiedschrijver HUME schroomt niet zulks te erkennen. Hij komt er edelmoedig voor uit, dat het verlies der Britten. zwaarder was dan dat der Nederlanders, en rekent het te regt onzen zeelieden tot eere, met eenig voordeel te hebben. gestreden tegen de vereenigde vloten van twee zoo magtige volken, als de Britten en Franschen. 2 Van den anderen kant

In een gelijktijdig Engelsch vlugschrift en in het Ontroerd Nederland, worden er negen opgenoemd, welk getal evenwel vrij aanzienlijk is.

'De woorden van HUME in de oorspronkelijke taal luiden aldus: "It might be deemed

« ÎnapoiContinuă »