Imagini ale paginilor
PDF
ePub

GEDRUKT BIJ A. D. SCHINKEL.

GESCHIEDENIS

VAN HET

NEDERLANDSCHE ZEEWEZEN,

DOOR

M'. J. C. DE JONGE,

ARCHIVARIUS VAN HET RIJK.

EERSTE DEEL.

VAN DE VROEGSTE TIJDEN TOT DEN MUNSTERSCHEN VREDE.

IN 'S GRAVENHAGE EN TE AMSTERDAM,
BIJ DE GEBROEDERS VAN CLEEF.

[ocr errors][merged small]

VOORBERIGT.

Ik biede hierbij de reeds voor eenen geruimen tijd in de Dagbladen aangekondigde Geschiedenis van het Nederlandsche Zeewezen aan, waarvan de uitgave door andere werkzaamheden, maar voornamelijk door de ongunstige tijdsomstandighe den is vertraagd geworden. Wat ik onder die Geschiedenis versta, en wat mij tot de bewerking derzelve aangespoord heeft, kan in de Inleiding gelezen worden. Dit Voorberigt heeft alleen de strekking, om mijnen openlijken dank te betuigen aan diegenen, welke mij door hunne welwillendheid in staat gesteld hebben, dit in vele opzigten moeijelijke werk te volbrengen. En onder deze bewijs ik, in de eerste plaats, mijne hulde aan Z. K. H. Prins FREDERIK DER NEDERLANDEN, Admiraal en Kolonel - Generaal, die, even als zulks vroeger door Z. Excell. den heer Mr. c. T. ELOUT, toenmalig Minister voor de Marine en Koloniën, gedaan was, mij vrije toegang tot de Archiven van het Departement der Marine verleend heeft; een' toegang, welke mij door den Secretaris-Generaal van dat Departement, Jonkheer J. J. QUARLES VAN UFFORD, zeer gemakkelijk is gemaakt. Ik mag ook niet met stil

zwijgen voorbijgaan de dienstvaardigheid van den heer J. P. ASMUS, opzigter der Modelkamer bij het genoemde Departement, die mij eenige belangrijke, door hem zelven vervaardigde aanteekeningen en handschriften ten gebruike toestond. Aan de heeren Schouten-bij-nacht, J. VAN DEN VELDEN en C. DE JONG VAN RODENBURG, ben ik verschuldigd de kennis aan onderscheidene moeijelijk te bekomen werken, over het Zeewezen handelende, het gebruik van eenige gewigtige handschriften, en de toelichting omtrent verschillende punten, tot de geschiedenis en den zeedienst betrekkelijk. Hoogstbelangrijke bijdragen tot de kennis van den toestand van het vroegere Zeewezen ben ik aan de voorspraak van den heer s. De WIND, Substituut Officier des Konings bij de Regtbank te Middelburg, en aan de dienstvaardigheid van den Burgemeester der stad Vere verpligt. Ook de Kapitein ter zee, Baron F. FAGEL, de KapiteinsLuitenant C. B. VAN DEN BOSCH en P. ARRIENS, de heer JACOBUS SCHELTEMA, de hoogleeraar H.W. TIJDEMAN, de Onderbibliothekaris der Koninklijke Bibliotheek, J. W. HOLTROP en meer anderen, hebben mij bewijzen gegeven vart hunne welwillendheid en van hunne belangstelling in de voltooijing van dit werk, waarvoor ik hun bij deze mijnen opegten dank betuige. Eindelijk, de Commies - Chartermeester bij het Rijks Archief, de heer J. 4. DE ZWAAN, bood mij in dezen mijnen arbeid met zijnen gewonen ijver de noodige hulp in het opsporen van zoodanige gedenkstukken als ik voor myn werk nuttig achtte.

« ÎnapoiContinuă »