Imagini ale paginilor
PDF
ePub

4 Zeggende: Ik heb gezondigd, verradende het onschuldig bloed! Maar zij zeiden: Wat gaat ons dat aan? gij moogt toezien.

5 En als hij de zilveren penningen in den tempel geworpen had, vertrok hij, en henengaande verworgde zich zelven.

6 En de overpriesters de zilveren penningen nemende, zeiden: Het is niet geoorloofd, dezelve in de offerkiste te leggen, dewijl het een prijs des bloeds is.

7 En te zamen raad genomen hebbende, kochten zij daarmede den akker des pottebakkers, tot eene begrafenis voor de vreemdelingen.

8 Daarom is die akker genaamd de akker des bloeds, tot op den huidigen dag.

4 Saying, I have sinned in that I have betrayed the innocent blood. And they said, What is that to us? see thou to that.

5 And he cast down the pieces of silver in the temple, and departed, and went and hanged himself.

6 And the chief priests took the silver pieces, and said, It is not lawful for to put them into the treasury, because it is the price of blood.

7 And they took counsel, and bought with them the potter's field, to bury strangers in.

8 Wherefore that field was called, The field of blood, unto this day.

9 Toen is vervuld geworden 't 9 Then was fulfilled that which gene gesproken is door den profeet was spoken by Jeremy the proJeremia, zeggende: En zij hebben phet, saying, And they took the de dertig zilveren penningen geno-thirty pieces of silver, the price of men, de waarde des gewaardeer- him that was valued, whom they of den van de kinderen Israëls, den- the children of Israel did value; welken zij gewaardeerd hebben;

10 En hebben dezelve gegeven voor den akker des pottebakkers; volgens 't gene mij de Heere be volen heeft.

11 En Jezus stond voor den stadhouder; en de stadhouder vraagde hem, zeggende: Zijt gij de Koning der Joden? En Jezus zeide hem: Gij zegt het.

12 En als hij van de overpriesters en de ouderlingen beschuldigd werd, antwoordde hij niets.

13 Toen zeide Pilatus tot hem : Hoort gij niet, hoe vele zaken zij tegen u getuigen?

14 Maar hij antwoordde hem niet op één eenig woord, alzoo dat de stadhouder zich zeer verwonderde. 15 En op het feest was de stadhouder gewoon, den volke éénen gevangene los te laten, welken zij wilden.

16 En zij hadden toen eenen welbekenden gevangene, genaamd

Bar-abbas.

10 And gave them for the potter's field, as the Lord appointed me.

11 And Jesus stood before the governor: and the governor asked him, saying, Art thou the King of the Jews? And Jesus said unto him, Thou sayest.

12 And when he was accused of the chief priests and elders, he answered nothing.

13 Then saith Pilate unto him, Hearest thou not how many things they witness against thee?

14 And he answered him to never a word; insomuch that the governor marvelled greatly.

15 Now at that feast, the governor was wont to release unto the people a prisoner, whom they would.

16 And they had then a notable prisoner, called Barabbas.

[blocks in formation]

19 En als hij op den regterstoel zat, zoo heeft zijne huisvrouw tot hem gezonden, zeggende: Heb toch niets te doen met dien regtvaardige; want ik heb heden veel geleden in den droom om zijnentwille. 20 Maar de overpriesters en de ouderlingen hebben de scharen aangeraden, dat zij zouden Barabbas begeeren, en Jezus dooden. 21 En de stadhouder, antwoordende zeide tot hen: Welken van deze twee wilt gij, dat ik u zal loslaten? En zij zeiden: Barabbas.

22 Pilatus zeide tot hen: Wat zal ik dan doen met Jezus, die genaamd wordt Christus? Zij zeiden allen tot hem: Laat hem gekruisigd worden.

23 Doch de stadhouder zeide: Wat heeft hij dan kwaads gedaan? En zij riepen te meer, zeggende: Laat hem gekruisigd worden!

24 Als nu Pilatus zag, dat hij niet vorderde, maar veel meer, dat er oproer werd, nam hij water en wiesch de handen voor de schare, zeggende: Ik ben onschuldig van het bloed dezes regtvaardigen; gijlieden moogt toezien.

25 En al het volk antwoordende zeide: Zijn bloed kome over ons, en over onze kinderen!

17 Therefore, when they were gathered together, Pilate said unto them, Whom will ye that I release unto you? Barabbas, or Jesus, which is called Christ? 18 (For he knew that for envy they had delivered him.)

19 When he was set down on the judgment-seat, his wife sent unto him, saying, Have thou nothing to do with that just man: for I have suffered many things this day in a dream, because of him. 20 But the chief priests and elders persuaded the multitude that they should ask Barabbas, and destroy Jesus.

21 The governor answered and said unto them, Whether of the twain will ye that I release unto you? They said, Barabbas.

22 Pilate saith unto them, What shall I do then with Jesus, which is called Christ? They all say unto him, Let him be crucified.

23 And the governor said, Why, what evil hath he done? But they cried out the more, saying, Let him be crucified.

24 ¶ When Pilate saw that he could prevail nothing, but that rather a tumult was made, he took water, and washed his hands before the multitude, saying, I am innocent of the blood of this just person see ye to it.

25 Then answered all the people, and said, His blood be on us, and on our children.

26 Toen liet hij hun Bar-abbas 26 Then released he Barablos, maar Jezus gegeeseld heb-bas unto them and when he had bende, gaf hij hem over, om ge- scourged Jesus, he delivered him kruisigd te worden. to be crucified.

27 Toen namen de krijgsknechten des stadhouders Jezus met zich in het regthuis, en vergaderden over hem de gansche bende. 28 En als zij hem ontkleed hadden, deden zij hem eenen purperen mantel om;

27 Then the soldiers of the governor took Jesus into the common hall, and gathered unto him the whole band of soldiers.

28 And they stripped him, and put on him a scarlet robe.

29 En eene kroon van doornen gevlochten hebbende, zetteden die op zijn hoofd, en eenen rietstok in zijne regter hand; en vallende op hunne knieën voor hem, bespotteden zij hem, zeggende; Wees gegroet, gij Koning der Joden! 30 En op hem gespogen hebbende, namen zij den rietstok en sloegen op zijn hoofd.

31 En toen zij hem bespot hadden, deden zij hem den mantel af, en deden hem zijne kleederen aan, en leidden hem heen, om te kruisigen.

32 En uitgaande, vonden zij eenen man van Cyrene, met name Simon; dezen dwongen zij, dat hij zijn kruis droege.

33 En gekomen zijnde tot de plaatse, genaamd Golgotha, welke is gezegd hoofdscheêl-plaatse, 34 Gaven zij hem te drinken edik met galle gemengd; en als hij dien gesmaakt had, wilde hij niet drinken.

35 Toen zij nu hem gekruisigd hadden, verdeelden zij zijne kleederen, het lot werpende; opdat vervuld zoude worden 't gene gezegd is door den profeet: Zij hebben mijne kleederen onder zich verdeeld, en hebben het lot over mijne kleeding geworpen.

36 En zij, nederzittende, bewaarden hem aldaar.

37 En zij stelden boven zijn hoofd zijne beschuldiging geschreven: DEZE IS JEZUS, DE KONING DER JODEN.

38 Toen werden met hem twee moordenaars gekruisigd, één ter regter-, en één ter linker zijde.

39 En die voorbijgingen lasterden hem, schuddende hunne hoofden,

40 En zeggende: Gij die den tempel afbreekt, en in drie dagen opbouwt! verlos u zelven. Indien gij de Zone Gods zijt, zoo kom af van het kruis.

41 En desgelijks ook de over

[blocks in formation]

36 And sitting down, they watched him there:

37 And set up over his head his accusation written, THIS IS JESUS THE KING OF THE JEWS.

38 Then were there two thieves crucified with him: one on the right hand, and another on the left.

39 And they that passed by, reviled him, wagging their heads,

40 And saying, Thou that destroyest the temple, and buildest it in three days, save thyself. If thou be the Son of God, come down from the cross.

41 Likewise also the chief priests

priesters met de schriftgeleerden, | mocking him, with the scribes and en ouderlingen, en pharizeën, hem elders, said, bespottende, zeiden:

42 Anderen heeft hij verlost, hij kan zich zelven niet verlossen. Indien hij de Koning Israëls is, dat hij nu afkome van het kruis, en wij zullen hem gelooven.

43 Hij heeft op God betrouwd; dat hij hem nu verlosse, indien hij hem wel wil! want hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon.

44 En hetzelfde verweten hem ook de moordenaars, die met hem gekruisigd waren.

45 En van de zesde ure aan werd er duisternis over de geheele aarde, tot de negende ure toe.

46 En omtrent de negende ure riep Jezus met eene groote stemme, zeggende: ELI, ELI, LAMA SABACHTHANI! dat is: Mijn God, mijn God! waarom hebt gij mij verlaten!

47 En sommigen van die daar stonden, zulks hoorende, zeiden: Deze roept Elias.

42 He saved others; himself he cannot save. If he be the King of Israel, let him now come down from the cross, and we will believe him.

43 He trusted in God; let him deliver him now if he will have him : for he said, I am the Son of God.

44 The thieves also which were crucified with him, cast the same in his teeth.

45 Now from the sixth hour there was darkness over all the land unto the ninth hour.

46 And about the ninth hour Jesus cried with a loud voice, saying, Eli, Eli, lama sabachthani? that is to say, My God, my God, why hast thou forsaken me?

47 Some of them that stood there, when they heard that, said, This man calleth for Elias.

48 And straightway one of them ran, and took a sponge, and fill

48 En terstond een van hen, toeloopende, nam eene spons, en die met edik gevuld hebbende, staked ze op eenen rietstok, en gaf hem te drinken.

49 Doch de anderen zeiden: Houd op, laat ons zien, of Elias komt, om hem te verlossen.

50 En Jezus, wederom met eene groote stemme roepende, gaf den geest.

51 En ziet, het voorhangsel des tempels scheurde in twee, van boven tot beneden; en de aarde beefde, en de steenrotsen scheurden;

52 En de graven werden geopend, en vele ligchamen der heiligen, die ontslapen waren, werden opgewekt;

53 En uit de graven uitgegaan zijnde, na zijne opstanding, kwamen zij in de heilige stad, en zijn velen verschenen.

54 En de hoofdman over honderd, en die met hem Jezus be

it with vinegar, and put it on a reed, and gave him to drink.

49 The rest said, Let be, let us see whether Elias will come to save him.

50 Jesus, when he had cried again with a loud voice, yielded up the ghost.

51 And behold, the vail of the temple was rent in twain from the top to the bottom: and the earth did quake, and the rocks rent;

52 And the graves were opened, and many bodies of the saints which slept, arose,

1

53 And came out of the graves after his resurrection, and went into the holy city, and appeared unto many.

54 Now when the centurion, and they that were with him, watching

waarden, ziende de aardbeving, Jesus, saw the earthquake, and en de dingen die geschied waren, those things that were done, they werden zeer bevreesd, zeggende: | feared greatly, saying, Truly this Waarlijk deze was Gods Zoon. was the Son of God.

55 En aldaar waren vele vrou- 55 And many women were there wen, van verre aanschouwende, (beholding afar off) which follow, die Jezus gevolgd waren van Gali-ed Jesus from Galilee, ministering lea, om hem te dienen. unto him:

56 Onder dewelke was Maria Magdalena, en Maria, de moeder van Jakobus en Joses, en de moeder der zonen van Zebedeüs. 57 En als het avond geworden was, kwam een rijk man van Arimathea, met name Jozef, die ook zelf een discipel van Jezus was. 58 Deze kwam tot Pilatus, en begeerde het ligchaam van Jezus. Toen beval Pilatus, dat hem het ligchaam gegeven zoude worden. 59 En Jozef, het ligchaam nemende, wond hetzelve in een zuiver fijn lijnwaad;

60 En leide dat in zijn nieuw graf, 't welk hij in eene steenrotse uitgehouwen had; en eenen grooten steen tegen de deure des grafs gewenteld hebbende, ging hij

weg.

61 En aldaar was Maria Magdalena, en de andere Maria, zittende tegen over het graf.

62 Des anderen daags nu, welke is na de voorbereiding, vergaderden de overpriesters en de pharizeën tot Pilatus,

63 Zeggende Heere! wij zijn indachtig, dat deze verleider, nog levende, gezegd heeft: Na drie dagen zal ik opstaan.

64 Beveel dan, dat het graf verzekerd worde tot den derden dag toe, opdat zijne discipelen misschien niet komen bij nacht, en stelen hem, en zeggen tot het volke: Hij is opgestaan van de dooden; en zoo zal de laatste dwaling erger zijn dan de eerste.

65 En Pilatus zeide tot henlieden: Gij hebt eene wacht; gaat henen, verzekert het, gelijk gij 't

verstaat.

66 En zij henengaande, verzeker

56 Among which was Mary Magdalene, and Mary the mother of James and Joses, and the mother of Zebedee's children.

57 When the even was come, there came a rich man of Arimathea, named Joseph, who also himself was Jesus' disciple:

58 He went to Pilate, and begged the body of Jesus. Then Pilate commanded the body to be delivered.

59 And when Joseph had taken the body, he wrapped it in a clean linen cloth,

60 And laid it in his own new tomb, which he had hewn out in the rock; and he rolled a great stone to the door of the sepulchre, and departed.

61 And there was Mary Magdalene, and the other Mary, sitting over against the sepulchre.

62 Now the next day that followed the day of the preparation, the chief priests and Pharisees came together unto Pilate,

63 Saying, Sir, we remember that that deceiver said, while he was yet alive, After three days I will rise again.

64 Command therefore that the sepulchre be made sure until the third day, lest his disciples come by night, and steal him away, and say unto the people, He is risen from the dead: so the last error shall be worse than the first.

65 Pilate said unto them, Ye have a watch: go your way, make it as sure as ye can.

66 So they went and made the

« ÎnapoiContinuă »